Mijn vingerafdruk
Mijn moeder woont nabij een tuincentrum, tegenover een kerkhof. Als ik begin november op bezoek ga zie ik vele nabestaanden de straat oversteken met een pot chrysanten in hun arm. In ons gezin is het niet de gewoonte om jaarlijks mee te doen aan dit ritueel.
Zeven jaar geleden verloor mijn moeder haar zoon. Op slechts drie maanden tijd verwoestte kanker zijn leven. Bijna elk bezoek klinkt zijn naam via dat wat hij achterliet of voor haar kocht. Een plant naast haar zetel, twee tafelkleden, zijn hoofdkussen. Ook één van zijn metalen Ajja 17 tabaksdozen gebruikt ze meermaals per dag. Onder elke sigaret houdt ze die doos stevig vast, zijn doos, haar asbak. Zo rookt onze blinde moeder voldoende veilig.
In mijn huis heeft broer een plekje op de schouw in de woonkamer. Daar staat zijn oliebrander, het boek 'Broer' van Esther Gerritsen, plus een foto van een zonsondergang die me aan hem doet denken. Af en toe verwarm ik het water, gebruik enkele druppels olie uit één van zijn flesjes. Dan ruikt mijn huis als het zijne.
Ik verloor mijn man in 1989. Volwaardig afscheid nemen bij zijn uitvaart was onmogelijk. Het uur en de plaats voor een laatste groet kreeg ik niet van de schoonfamilie. Toch moest ik verder met mijn verdriet, werken, tijdig ontspannen en dochter alleen opvoeden. Sommige dagen liep dit voor geen meter. Met de steun van mijn familie, enkele hechte vrienden, een cursus positief denken en therapie lukte het me elk jaar beter.
Contact met mijn schoonfamilie bleef lang onmogelijk. Twee jaar na het overlijden stuurde ik een brief naar mijn schoonvader met foto's van hun kleinkind en enkele anekdotes. Hij stuurde een briefje terug. Zo kwam ik te weten dat grootmoeder nog steeds geen contact met ons wenste, haar verdriet was veel te groot. Hij wou wel nieuws krijgen over het wel en wee van zijn kleinkind. Jaarlijks schreef ik een brief aan hem over mijn dochter, stuurde een kerstkaart. Het heeft tien jaar geduurd vooraleer hun kleinkind op bezoek kon en mijn dochter dit ook wenste.
In 2010 voelde ik de nood om mijn man alsnog te herdenken. Sinds twee jaar was ik weer aan het zeilen, dacht ik met weemoed aan hem. Ik mistte hem. Ook tijdens de diploma-uitreikingen van onze dochter huilde ik in stilte. Het kostte me moed om na zoveel jaren nog een moment voor mijn verdriet te plannen. Kon dit wel? Mijn beste vrienden steunden dit idee maar mijn schoonvaders reactie gaf de doorslag. Ik belde hem als eerste, of hij erbij zou willen zijn. Hij antwoordde met trillende stem:
'Zeker wel! Ik heb het altijd geweten. Je bent hem nog steeds niet vergeten.'
"Dood ben ik pas als jij me bent vergeten." uit Testament van Bram Vermeulen.
Na 21 jaar bracht ik dochter, ouders, schoonvader, gezin van zijn jongste zus en enkele vrienden samen. Een beetje onwennig stonden we daar in Vlissingen aan het Windorgel. De wind in de metershoge bamboestokken klonk hemels die dag, de zon scheen. Ik las mijn tekst voor, vroeg vijf minuten stilte, droogde mijn tranen. Op deze plek aan zee, met voorbijvarende boten, mijn tekst en de verhalen over hem bij de koffietafel, was hij er even weer bij.
Foto: Marc Schoeters